1. Waarom ga je morgen
naar de markt?
2. Waarom moet je naar
het postkantoor?
3. Waarom zet je de
t.v. aan?
4. Waarom gaan jullie
naar de kroeg?
5. Waarom hebben
jullie alweer vergadering?
6. Kun je het vinden? Wat zoek je eigenlijk?
7. Waarom gaan jullie
zondag naar de Ikea?
8. Waarom ga je naar
het zwembad?
9. Waarom ga je met je
dochter naar school?
10. Waarom ga je zo
vroeg naar bed?
|
kerstboom kopen
een pakketje verzenden
naar het journaal kijken
met vrienden een
pilsje drinken
de agenda afmaken
een ding ……………………. een fles open ………. maken
kinderbedje kopen
met mijn zoon
zwemmen
over mijn dochter
praten
morgen uitgerust voor de klas staan
|
Om een ...
Om een ...
Om naar ...
Om met ...
Om de ...
een ding om ...
Om een ...
Om met mijn ...
Om over ...
Om morgen ...
|