De kikvors A.L. Snijders |
||||
De Kikvors
Toen ik op een morgen de deur opende, zag ik een kikvors
voor de deur zitten. Ik schrok erg want hij was groter dan een kleine hond, het
was een wezen dat niet bestond, maar wel voor mijn deur zat. Ik was niet de
enige die uit zijn doen was, verderop zaten mijn drie katten in eenzelfde
spanning naar het onbestaanbare te kijken. Gelukkig was de kikvors een beetje
bang voor me, hij vluchtte met sprongen van drie meter, maar stopte telkens als
de afstand groot genoeg was. Hij had een
ander vluchtgedrag dan reeën en hazen die zichzelf uit zicht rennen. Toen de
postauto naderde was ik dan ook opgelucht, een getuige, een menselijke stem die
mij zou kunnen ondersteunen met de woorden “Ja, ik heb hem ook gezien”. De postbeambte draaide zijn raam open, ik
leunde hijgend tegen de auto. “Wat moeten we doen met deze kikvors?”, vroeg
ik. Hij zei dat het geen kikvors was
maar een haiku. Voor zover ik wist was een haiku een Japans gedicht van zeventien
lettergrepen. Ik keek van de man naar de kikvors en van de kikvors naar de man.
Hij zei dat de haiku inderdaad een Japans gedicht was maar ook een Japanse
kikvors, zoals tuig in onze taal van de richel kan zijn maar
ook aan een vlieg geplakt kan worden vliegtuig. De haiku heeft als belangrijk kenmerk de
zeventien lettergrepen maar nog belangrijker is het ontbreken van
sentimentaliteit. Sentimentaliteit is de grote vijand van de haiku. Kijk eens
naar die sentimentele kikvors. Dat kan geen gedicht zijn. Dat is een kikvors. |